Deze week is ons woord van de week 'vliegen'. Er zijn heel veel dingen die kunnen vliegen: vliegtuigen, luchtballons, vogels, superhelden...
Vandaag zijn we verder gegaan met de vliegtuigen. De meesten onder ons wisten dat je het vliegtuig niet op mag zonder te betalen en zonder een vliegtuigticket. Jelle wist ons ook te vertellen dat je een pas nodig hebt. Hier staat een foto op en je naam, zodat de mensen op het vliegtuig weten dat jij het bent.
We hebben zo'n paspoort en een vliegtuigticket zelf gemaakt.
We moesten de buitenkant en de binnenkant van het paspoort uitknippen en tegen elkaar kleven. Nu moesten we de binnenkant nog zelf invullen en van een pasfoto voorzien, zodat iedereen weet van wie welk paspoort is.
Dit zijn onze paspoorten! Nu nog een vliegtuigticket en dan mogen we vertrekken.
Op het ticket moesten we ook onze naam schrijven. We moesten opschrijven aan welke deur het vliegtuig vertrekt, om hoe laat het vertrekt en op welke stoel we wilden zitten. En het belangrijkste was natuurlijk waar we vertrekken en naar welk land we wilden vliegen!
We zijn klaar om te vertrekken!
